• Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
klogozwart

Vogelbeschermingswacht Zaanstreek
Werkgroep Roofvogels en Uilen

De verslaving van een Kerkuilen-Cam.

Seizoen 2020

Zoals inmiddels bekend mag worden verondersteld, is mijn verslaving gewijd aan de kerkuil. Sinds ik rond de jaren 2005/2006 door Jos Blakenburg gevraagd ben om een keer mee te gaan met het controleren van Kerkuilkasten en mijn eerste kerkuil in handen had (zie afbeelding), ben ik geleidelijk aan verslaafd geraakt aan deze prachtige vogel.

 

Nog steeds kan ik het gevoel oproepen van het moment dat ik bovenstaande vogel voor het eerst zag en nog meer het gevoel toen ik hem/haar voor het eerst mocht vasthouden.

Jeugdherinneringen kwamen bovendrijven, uit de tijd dat ik lid werd van JeugdNatuurWacht Nederland. De oorkonde uit 1960 ligt nog in mijn boekenkast……

En zoals zo vaak na zo’n ervaring, komt van het een het ander. Jos had samen met zijn vogelmaat Kees Boer een leidende rol binnen de roofvogelwereld in de Zaanstreek. Zowel kastbroeders (Kerkuil-Steenuil-Torenvalk)  als nestbroeders (Buizerd-Sperwer-Ransuil-Kiekendief-Havik) inventariseerden en ringden zij voor wetenschappelijk onderzoek, maar meer nog als een uit de hand gelopen hobby. Ze hadden dringend behoefte aan uitbreiding van hun groep en vroegen mij of ik wilde deelnemen. Daar hoefde ik niet lang over na te denken: ja dus.

Inglijfd binnen de Werkgroep Roofvogels en Uilen (WRU) van Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek” werden mij zoetjesaan de kneepjes van het monitoren geleerd.

Toevalligerwijs werkte op het kantoor van Rabobank Zaanstreek in Wormer, waar ik de hypotheekadvisering in die tijd verzorgde, nog een vogelliefhebber: Michiel Kok. En om een lang verhaal kort te maken, samen hebben we een deel van de werkzaamheden van Jos en Kees toebedeeld gekregen. Wij gingen de kastbroeders in Krommenie , Assendelft, Westzaan en de Westzanerdijk in Zaandam voor onze rekening nemen.

Het aantal kasten dat we onder handen kregen, bestond in 2007 uit 12 torenvalkkasten en 10 kerkuilkasten. Een aantal dat goed te overzien was en via welke we onze ervaring konden uitbreiden.

In dit eerste jaar mochten we 22 kerkuil- en 15 torenvalkjongen verwelkomen en ringen. Een fantastische ervaring en een aantal dat binnen ons drukke werk goed te “handlen” viel.

Het moge duidelijk zijn dat ons enthousiasme niet onopgemerkt bleef en dat ook wijzelf flink aan de weg timmerden, als we mogelijkheden zagen om blanco plekken in de Zaanstreek te voorzien van broedkasten voor beide soorten.

Dat resulteerde in 2019 tot de volgende aantallen in onze eerder genoemde wijk:

Kerkuil 29 broedkasten en torenvalk 31 broedkasten. Bijna een verdievoudiging!  Een en ander resulteert natuurlijk wel in meer werk, veel meer werk….., en (dat is tenslotte het doel) een veelvoud van uitgekomen jongen in de kasten. Afgelopen jaar (2019) resulteerde dat in                     93 kerkuiljongen  (gehele Zaanstreek 144)  en 61 torenvalkjongen (gehele Zaanstreek 141) .            Het overgrote deel hiervan konden we van een aluminium ring  met een uniek nummer voorzien, zodat ze tijdens hun leven en bij hun dood (als ze gevonden worden….) gevolgd kunnen worden. De laatste paar jaren worden de torenvalken ook nog van een witte plastic ring met drie zwarte letters voorzien, die met de verrekijker of telescoop gemakkelijk geindentificeerd kan worden. Het gevolg hiervan is dat we veel meer terugmeldingen krijgen van vliegende en rustende torenvalken.

In een van de kerkuilkasten  (Zie Facebook of You Tube: “Kerkuil Beverwijk”) heeft de kasteigenaar (veiligheidshalve vermeld ik geen naam en adres, ivm mogelijke verstoring) een camera opgehangen, waarmee elke handeling van de kerkuil, zowel overdag als ’s nachts bekeken kan worden. Dit geeft een stroom aan informatie en in de loop van de afgelopen weken heb ik gemerkt dat ook dat enorm verslavend werkt. De eigenaar heeft mij namelijk de inlogcode van de kast gegeven, zodat ook ik alles kan volgen.  ’s Morgens is een van de eerste handelingen: even kijken hoe het in de kast is en ’s avonds staat de iPad op tafel met een direct beeld uit de kast, zodat maar niets gemist hoeft te worden.

Waar we in het verleden vaak slechts het begin (“Er zijn eieren”) en het eindresultaat (“Er zijn jongen”) van een kast konden waarnemen, kunnen we nu 24/7 elke beweging, elke vooruitgang, of achteruitgang, waarnemen. Een ongelofelijke belevenis!

Daarnaast is door de eigenaar een dagboek bijgehouden vanaf 14 februari, waarin bijzonderheden worden vermeld over aanwezigheid van de uilen, gedrag, aantallen en soorten prooien, geboortes, overlijdens, alsmede over droge dan wel natte periodes, plus minimum en maximum temperaturen. Een schat aan informatie, waaraan gedrag en gebeurtenissen kunnen worden getoetst.

De datum van aanvang van dit dagboek is ongeveer 6 weken voordat het eerste ei gelegd wordt, zal later blijken.

Naast de kerkuilen broeden op het erf torenvalken, een eend, zwaluwen en een kwikstaart. In de nabijheid een buizerd met drie eieren. En dat alles op nog geen halve km2 !! Hoe mooi kan het zijn!

Daarmee zijn we gekomen aan het doel van dit schrijven: Vastleggen, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, van de ervaringen gedurende het broedproces van de Kerkuil.

Ik maak hierbij gebruik van de Whatssap-berichten die de kasteigenaar en ik gedurende het gehele proces met elkaar uitwisselden, alsmede van prachtige overzichten die de kasteigenaar bijhoudt en waarvan hier enkele diagrammen zijn ingevoegd.

Het Begin

We schrijven 10 mei 2019 als ik een melding krijg dat in een Kerkuilenkast -  die de zoon van de eigenaar van het perceel zelf in elkaar heeft gezet en heeft opgehangen aan de oostkant aan de buitenzijde van een loods -  jongen zijn aangetroffen. Het is de allereerste keer na jaren en de eigenaar is euforisch! Eindelijk uilen!!

Als we gaan controleren zien we enkele kleine jongen en een aantal nog niet uitgekomen eieren. Om de uilen niet teveel te verstoren, sluiten we de kast, geven elkaar high-fives en genieten van het enthousiasme van de zoon van de eigenaar, die, zal later blijken, een enorme natuurliefhebber is.

Op 15 juni kunnen we 9 (!) jongen ringen, een van de grootste broedsels dat jaar in Noord-Holland.

 

Op 24 juli zitten er nog 6 grote jongen in de kast, die we vanwege de enorme hitte die dagen, even komen luchten. Enkele dagen erna zijn ze verdwenen en is de kast leeg.

Op 11 augustus krijg ik een berichtje dat een tweede broedsel door het ouderpaar is aangelegd. Helaas niet in de kast. De uilen zijn door een kleine opening in de afwerking van een dakgoot onder het dak naar binnen gekropen en hebben daar (voor zover we kunnen zien) in hun tweede broedsel dat jaar 6 jongen grootgebracht.

Nadat er zekerheid is dat alle jongen zijn uitgevogen, wordt de opening in de dakgoot dichtgemaakt. Tevens wordt de kerkuilenkast verplaatst naar een schaduwrijker plek en wordt een tweede kast opgehangen in een andere loods, in de hoop dat dit mogelijk een tweede broedkast gaat worden.

Tevens worden in beide kasten camera’s opgehangen, die via een app 24 uur per dag zijn te volgen.

Het broedproces van “Kerkuil Beverwijk” in 2020

 4 februari : Via een buitencamera worden rondvliegende kerkuilen gesignaleerd.

 9 februari: Een van de uilen komt de nieuwste kast in de open loods binnen en verkent de boel.

14 februari:Een tweede uil voegt zich bij de eerste. Er is een koppel!         

   

17 februari: De paringen beginnen.  (foto: It Fryske Gea)

14-28 februari: Man en vrouw zitten gedurende deze periode elke dag in de nieuwe kast

 

28 februari : De vrouw verkent de broedkast ( waarin ook vorig jaar is gebroed)

29 februari-5 maart : Vrouw verblijft afwisselend in nieuwe en oude kast.

1 maart: 06:55 paring in kast kapschuur

1 maart: 19:06 V van nieuwe kast naar wat later de broedkast blijkt te zijn.

1 maart: 21:21 V graaft in snippers, maakt broedplaats gereed

2 maart: 21:21 nestkuil graven in broedkast

2 maart: 00:15 t/m 04:15 V zit in de broedkast te wachten op M.

2 maart: 01:00 paring / 03:15 paring (totaal 4 geteld)

2 maart:  06:15 V nog even in de kast. Later gezamenlijk in de nieuwe kast (overdag)

3 maart: 3 paringen binnen in een uur in de broedkast

3 maart: 23:50 V voor het eerst op beeld met prooi in de broedkast, opvallend: vrouw eet eerst de kop daarna de rest (oorbereiding op het veren van de jongen)

6 maart: Vrouw verblijft vanaf nu continu in de broedkast en verlaat deze nauwelijks meer

6-21 maart: Man verzorgt de aanvoer van muizen voor de vrouw. Als voorbereiding op de eileg vinden veel – heel veel- paringen plaats. Op 21 maart zijn 8 paringen te zien.

 

22 maart: Het eerste ei wordt gelegd om ongeveer 16:47 uur

25 maart: Het tweede ei om 12:30 uur (+68 uur na eerste ei)

27 maart: ei nummer 3 om 11:47 (+ 47 uur)

29 maart: nummer 4 om 15:45 uur (+53 uur)         

29 maart: Vrouw begint te ruien en verliest haar eerste veer.

31 maart: nummer 5 om 18:00 uur (+50 uur)

3 april: nummer 6 om 01:00 uur (+ 55 uur)   

3 april-  ??: het grote wachten: wanneer komt het eerste jong ter wereld? Als de statistieken kloppen (en dat doen ze meestal), zal dat na ongeveer dertig dagen zijn.                                            Nog even wachten dus tot 21 maart, het begin van de lente…..

In deze tussentijd zien we vrouwuil grote zorg dragen voor haar broedsel. Elke halfuur ( en soms nog vaker) keert ze de eieren, door deze met haar snavel even aan te roeren en te keren. Dit gebeurt, om te voorkomen dat de vliezen in het ei zich vastzetten aan de eierschaal, waardoor de ontwikkeling van het jong in het ei stagneert.

Slechts heel af en toe verlaat ze de kast voor 1 of 2 minuten om even de vleugels te strekken en haar ontlasting buiten de kast te deponeren.

In deze periode van eileg en broeden, is ze geheel afhankelijk van de man. Deze voert de muizen aan die de vrouw nodig heeft om te overleven.

Als de man verongelukt, verdwijnt, of niet voldoende muizen kan aanbrengen, verlaat de vrouw het broedsel. Haar overleven is dan belangrijker, zodat ze voor een volgend nageslacht kan zorgdragen.

Wat opvalt is, dat er nog steeds na elke aanbreng van prooi, paringen plaatsvinden. Niet alleen om voor nog meer eieren te zorgen, want de eileg is gestopt, maar om de band tussen het paar te bevestigen en nog meer te verstevigen.

Gekscherend merk ik wel eens op tijdens ringsessies met bezoekers dat de man beloond wordt voor het boodschappen doen…

Tijdens deze periode blijft manuil overag bij de vrouw in de kast om te rusten. Na het uitkomen van de jongen zal dat veranderen. Dan zoekt hij een rustiger plek om bij te komen van de jacht en mijdt de drukte van zijn kinderen..!  We hopen dat hij daarvoor de tweede kast zal gaan gebruiken, zodat we hem ook daarin kunnen volgen via de webcam.

22 april: Het is zover! Na 31 dagen broeden komt het eerste jong (hierna noemen we het K1) uit het ei gekropen. Vrouw verbaast zich enigszins over het jonge leven onder haar veugels, maar beschermt het direct, door het lekker warm te houden. Het voeden laat normaliter nog 1 dag op zich wachten.

24 april: Jong twee(K2)  is er, 30 dagen na de leg van ei 2.

26 april: Vrouw laat de twee jongen en de eieren voor 12 minuten alleen en verlaat de kast.  In de lektuur wordt dit verschijnsel inderdaad beschreven en exact deze tijd wordt daarbij genoemd.

27 april: K3 volgt na 31 dagen broeden.

29 april: K4 vecht zich uit het ei, ook na 31 dagen.

2 mei: K5 doet er een dagje langer over, nameljk na 32 dagen broeden

3 mei: K6 is de laatste die zich bij het gezelschap voegt, 30 dagen nadat ei 6 is gelegd.

Het gezelschap is compleet en nu wordt het spannend, en wel of het de ouders gaat lukken om alle jongen groot te brengen.

Tussen 22 april en 3 mei zitten 12 dagen. K1 is dus al zo oud en is in die tijd flink gegroeid en profiteert hiermee van het recht van de eerstgeborene, namelijk dat deze al enigszins op sterkte is terwijl de anderen een achterstand in groei hebben. Dit wordt ook wel gezien als een manier waarop de uil als het ware een reserve voorraad voedsel opbouwt (namelijk de jongste uiltjes), die in tijden van voedselschaarste kunnen dienen als voedsel voor de oudere jongen.

Dat we dit in de komende periode gaan meemaken, weten we op het moment van de geboortes nog niet, maar zal keiharde realiteit worden.

De periode februari/maart is een heel natte periode geweest. Fijn om de watertekorten van de zomer 2019 enigszins op te vangen, maar, naar later blijkt, desastreus voor de muizenstand.

Met name de Veldmuizen hebben hier enorm van te lijden. Deze soort houdt namelijk in de koude maanden hun winterslaap. Mijn vermoeden, dat later in een schrijven van Kerkuilenwerkgroep Brabant ook wordt opgenoemd, is, dat de veldmuizen in hun slaap zijn verrast door het vele water en in grote hoeveelheden zijn verdronken.

Het blijkt namelijk dat de aangevoerde muizen door manlief voornamelijk bestaan uit spitsmuizen. En o.a. deze soort houdt geen winterslaap, dus kon zich aan de malaise van het vele water onttrekken.

Gevolg is wel dat het aantal aangevoerde muizen voor de jongen en om de vrouw van voldoende voedsel te voorzien, sterk achterblijft.

 

Hieronder een overzicht van de aangebrachte muizen er dag gedurende de periode van 27-4 tot     2 juni

Daaruit blijkt dat tussen 27 april en 10 mei, de datum dat K6 na een week overlijdt, er maximaal 14 prooien en minmaal 3(!) per nacht worden aangebracht. Voor 6 jongen is dat te weinig, terwijl ook vader uil af en toe nog een muis weggapt. Een teken dat ook hij voor zichzelf onvoldoende prooien kan vangen. Verder blijkt in een periode het grootste deel uit spitsmuizen te bestaan, een muizensoort die licht van gewicht is en minder voedingswaarde heeft dan woelmuizen

Opvallend is dat, nadat op 9 mei grasand in de omgeving van de kast  is gemaaid, het aantal aangebrachte prooien omhoog schiet van 8 naar 17 . Later daalt dit aantal weer.

In de periode direct na de geborte van de eerste jongen blijkt ook de nachttemperatuur aan de lage kant te zijn, metg edurende een enkele nacht zelfs lichte vorst.                                                      Dit komt de activiteit van de muizen uiteraard ook niet ten goede en zijn ze slecht te vangen door de uilen. Ook staat er vaak een harde wind, waardoor een gehoorjager als de uil flink wordt benadeelt.    

Soms lijkt het of ze in de aanwezige stallen de meeste prooien bemachtigen.

Ook blijkt dat de vrouw nauwelijks meejaagt. We zien haar slechts af en toe prooien in de kast afleveren. Dit is een ander beeld dan de literatuur beschrijft en maakt het voor de manuil extra moeilijk om voldoende vodsel aan te brengen.

Al met al blijft de aanvoer te laag en sterven er 4 jongen.

 

Overzicht van aangevoerde prooien en  gemeten temperatuur                                                            

Datum                 aantal        minimum temp          maximum temp

27-apr

5

1,4

20,7

28-apr

4

7,7

11,3

29-apr

3

7,7

15,5

30-apr

8

8,3

16,1

1-mei

10

8,1

14,2

2-mei

10

5,1

13,9

3-mei

14

4,3

16,9

4-mei

12

5,5

15,2

5-mei

11

1,6

14,8

6-mei

10

3,4

16,8

7-mei

8

1,7

20,7

8-mei

9

4,5

22,9

9-mei

8

6

24,7

10-mei

17

7,7

22,5

11-mei

12

3,7

12,2

12-mei

8

0,7

12,8

13-mei

11

0,2

12

14-mei

13

-1

12,8

15-mei

13

-1,2

15,1

16-mei

10

2,3

16

17-mei

15

1,6

18,7

18-mei

9

5,9

21,2

19-mei

10

8,6

21,7

20-mei

8

9,5

22,1

21-mei

11

8,8

26,7

22-mei

14

14,7

24,2

23-mei

7

12,7

18,8

24-mei

8

12,1

15

25-mei

8

8,2

20,8

26-mei

4

6,4

23,7

27-mei

11

10,4

20,5

28-mei

6

6,8

19,7

29-mei

5

6

22

30-mei

7

9

24

31-mei

8

11

22

De jongen krijgen te weinig te eten; de conditie verslechtert en K6 is hiervan als eerste het slachtoffer. Op 10 mei overlijdt dit jonge dier en wordt al snel door de vrouw opgevoerd aan de andere jongen.

Omdat we de camera dagelijks volgen, hebben we een prachtig inzicht in hoe de natuur dit regelt. Hard om te zien, maar ook weer mooi. Wij als mensen hebben hier sentimenten bij als zieig en oei, wat pijnlijk om te zien, terwijl de uilen direct profiteren van het overlijden en een deel va de jongen hun buikje vullen met hun overleden broer of zus.

Ook K5(13 mei)  en K4 (19 mei), redden het niet en overlijden. Wat hierbij opvalt is, dat K1 op een moment heftig uitval naar K5, deze een aantal malen pikt, alsof het zijn medebewoner al als voedsel ziet. Enige tijd na deze aanval zien we K5 stuiptrekkend de laatste adem uitblazen.

Het duurt even voordat Vrouw uil, die hierdoor enigszins uit haar evenwicht lijkt, ook dit jong opvoert.

In de iteratuur wordt vaak ontkent dat kanibalisme bij kerkuilen voorkomt, maar de actie van K1 komt hier toch heel dichtbij in de buurt!

Bijvoeren

Ingegeven door bovenstaande, beslutien de kasteigenaren dat ze gaan bijvoeren. Er worden eendagskuikens gekocht en af en toe worden er 1 of 2 exemplaren in de broedkast gelegd, als in de voorgaande nacht onvoldoende muizen zijn gevangen.

Eerst bijven de kuikens even liggen, maar dan merken de ouders ze op en gaan ze ook deze aan de jongen voeren.

Op enig moment is K1 er zelfs aan toe om de kuikens zelf in het geheel naar binnen te werken.

Noodlot:

28 mei: K1 is dood!

Vroeg in de ochtend krijg ik een app dat het eerstgeboren jong is overleden. Of ik naar de kast kan gaan, om het jong te bekijken om wellicht de ooraak hiervan te achterhalen.

Als ik aankom, ligt het lijkje netjes op me te wachten. Uiterlijk niks mis mee, maar ik zie direct dat het heel mager is. Het borstbeen steekt bijna door de donslaag heen. 

Ik weeg het en meet de vleugel, een manier om, via een door de landelijke kerkuilen werkgroep opgestelde tabel, globaal te kunnen vaststelen hoe oud het jong ongeveer is.

Wij weten dat dit exact 37 dagen is, omdat het op 22 april is geboren.

De tabel, een gemiddelde van heel veel metingen in de afgelopen decennia, geeft aan dat na 37 dagen het gewicht ongeveer 312 gram dient te zijn en de lengte van de hand van de vleugel 170 millimeter zou moeten bedragen.

Weging levert op dat dit jong 205 gram weegt en een hand heeft van 140 millimeter.

Ruim 100 gram te licht en 30 millimeter achtergebleven in de groei van de hand!

Als de groei van de hand als indicator wordt genomen van de leeftijd, blijkt het jong ruim een week achter te liggen op schema. Door ondervoeding, als gevolg van aanvoer van te weinig muizen, heeft het dus onvoldoende energie kunnen steken in de aangroei van de botten en veren.

Als het gewicht wordt genomen als indicator, loopt het zelfs 15 dagen achter !

Helaas zullen we nooit achter de exacte oorzaak van dit overlijden komen, er is geen sectie verricht en ook ziekte kan natuurlijk deze achterstanden beinvloeden. Zelfs het bijvoeren heeft deze stakker niet kunnen redden.

Overige jongen

Van de zes jongen zijn er nu nog maar 2 over.

K2, 35 dagen oud en K3, 32 dagen oud.

Het valt op dat K3 zoveel kleiner is dan K, terwijl ze slechts drie dagen in leeftijd schelen. In de afgelopen periode heeft dit jong bljkbaar te weinig prooi aangeboden gekregen of weten te veroveren binnen de schaarste die er heerste. Nu ze nog maar met twee over zijn valt op , op de momenten dat we de camerabeelden bekijken, dat K3 veel feller is geworden, als de ouders prooien aanbrengen. Hij (of zij, maar gemakshalve spreken we maar even over “hij”) vliegt als eerste op de kastopening af als er prooien zijn en weet telkens op deze wijze als eerste voedsel te bemachtigen. K2 staat er soms een beetje suffig bij te kijken.

In loop van de weken zien we dan ook dat K3 een inhaalslag aan het maken is qua groei.

Herstel muizenstand

In de maand meizien we langzaamaan de aanver van prooien in aantal stijgen. En de grotere exemplaren, zoals de veldmuis, keren terug. De twee overgebleven kuuks maken hier dankbaar gebruik van en komen zoetjesaan in hun uiteindelijke verenpracht. De sluier van het gezicht ontwikkelt zich en de veren op het lijf en de vleuges krijgen hun prachtige kerkuilen-kleur, terwijl het dons langzaamaan verdwijnt.

Er zijn zelfs dagen dat er gedurende de gehele dag een voraad van muizen in de kast ligt; een teken dat ’s nachts voldoende gegeten wordt en overdag af en toe een snack kan worden genomen.

Gedrag 1:

In de eerste weken van hun bestaan is het belangrijkste item: eten. Zoveel als mogelijk en zo snel als mogelijk.

De eerste tijd blijft de moederuil in de kast om de aangeboden muizen in stukjes aan de jongen te voeren.  De eerste braakbal wodt ongeveer na 8 dage uitgebraakt. Dit zijn nog kleine balletjes, met weinig inhoud, omdat er voornamelijk stukjes vlees van de muis zijn gevoerd en bestaat voornamelijk uit huid en haren.

Na enige tijd zie je de jongen met de muis gaan spelen en ze proberen dan om deze in het geheel naar binnen te werken. Dat lukt nog niet altijd (alleen bij kleinere prooien) en dan zijn ze weer afhankelijk van moeder die ze moet scheuren. Maar opeens hebben ze het te pakken en zie je alleen de staart van de muis nog uit de snavel steken. De braakballen worden dan ook groter,omdat ook de botresten van de muis worden uitgebraakt. Het maagzuur van de kerkuil is namelijk van zodange samenstelling, dat de botten niet verteerd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld wel bij de torenvalk het geval is.

Braakballen worden gevormd in de spiermaag. Daarnaast heeft de uil nog een maag: de kliermaag. Na het eten van de muis komt deze in de kliermaag, waar de muisresten worden verteerd. Daarna verhuizen de etensrestens naar de kliermaag, waar het wordt samengeperst tot de braakbal, die dor middel van antiperistaltische bewegingen worden utgespuugd.

Het uitpluizen van de braakballen van de uil is een veel voorkomende bezigheid. Zowel op kinderfeestjes als op bijeenkomsten waar wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar de samenstelling van de prooi van de kerkuil wordt enthousiast gepeuterd en restanten gedetermineerd.

Al jarenlang leveren we braakballen aan een onderzoek dat in Noord Holland wordt gedaan, onder andere door Nico Jonker  en waarvan de resultaten worden gepublceerd.  Nico Jonker (links)

Hieruit blijkt dat ook de Noordse Woelmuis, die voor de mens als beschermde diersoort wordt beschouwd, veelvuldig door de uil als maaltijd wordt uitgekozen.

Ringen van de jongen

7 juni:

In de vroege ochtend van zondag 7 juni komt een deel van de familie bijeen om het ringen van de jongen bij te wonen. Dit fenomeen is voor elke kasthouder weer een hoogtepunt in het ter beschikking stellen van broedruimte aan de uil.

De twee overgebleven jongen worden met zorg uit de kast gehaald en op een rustige en droge plaats bekeken, gemeten, gewogen en voorzien van een ring. Op deze ring komt een uniek nummer voor van de Ringcentrale van het Vogeltrekstation in Arnhem. Via registratie in een centrale computer, met alle gegevens van elk geringd individu, wordt de voortgang van de soort bijgehouden en kan elke individu in zijn of haar verdere leven worden gevolgd.

Als namelijk bij het terugvinden van de geringde uil, levend in een nestkast of na het overlijden van het dier, de vinder deze meldt in de database www.Griel.nl , krijgt de ringer telkenmale een bericht waar de uil verblijft en wat er met het beest is gebeurd. De meldingen tezamen gedurende het leven van de uil,  geeft een beeld van de voortgang in het bestaan van het dier en de mate waarin het rzich verplaatst en mogelijk breodsels verzorgt. Op deze wijze hebben wij zelf kunnen vaststelle dat een van de uilen in een van onze broedkasten in Belgie is geringd.

Door deze registratie, dat voor ons als vrijwilligers mede een drijfveer is om dit werk te doen, ontstaat een beeld  hoe de poulatie zich ontwikkelt.

De cijfers:

De gegevens van de door ons gevolgde uiltjes:

K2: 44 dagen oud, gewicht 382 gram, lengte van de hand 161 millimeter

Volgens de genoemde tabel zou dit dienen te zijn: resp: 323 gram en 204 millimeter

Het gewicht is ver boven het gemiddelde, terwijl de hand veel te kort is.  Blijkbaar heeft dit exmplaar een inhaalslag gemaakt en het voedsel van K1 ingenomen.

K3: 41 dagen oud, gewicht 266 gram, lengte van de hand 130 millimeter.

Voor dit jong zou het moeten zijn: 331 gram en 192 millimeter

Hier blijkt het gewicht veel te laag en ook de hand blijft ver achter.

Eerder is al aangegeven, dat we merkten dat K2 na het overlijden van K1, op deze datum ongeveer 10 dagen geleden, veel feller is geworden.

De achterstand in groei en gewicht moet dus bij K3 nog groter zijn geweest dan op deze dag van weging en meting.

Vraag is of ze dit op enigerlei wijze de komende tijd nog gaan inhalen. Ze hebben nu het voordeel dat aangevoerde prooi slechts met twee dient te worden gedeeld.

Gedrag 2:

Als de uilenjongen voldoende doorvoed zijn en zich op het gemak voelen, verzrgen ze net alleen hun eigen veren en ontdoen ze van eventuele parasieten. Ze halen elke bereikbare veer door hun snavel om de huid veer) schoon te maken. Ze doen dit zelfs bij hun broers of zus. Je ziet ze dan gezellig bij elkaar kruipen, over de kruin gaan met hun snavel en ook de veren reinigen.

Gedrag 3

In de tijd zo rond week 7 of 8 zie je langzaamaan het jachtinstinct ontstaan. Op de cam volgen we bewegingen van K2, als deze de in de kast aanwezige muizen bespiedt, door de kop schuin te houden, en potseling bespringt. Dit is een oefening om in de natuur straks de muis goed te kunnen localiseren en met de klauwen te kunnen doden. K3 kijkt hier in eerste instantie no vol bewondering naar, maar na verloop van tijd vertoot hij hetzelfde gedrag, Dit is gedrag vanuit instinct, want het wordt niet voorgdaan de een van de ouders.

Het schuin houden van de kop, zowel links als rechts, noemen we ook wel: fixeren. Hiermee bepaalt de uil, door middel van het geluid dat op hem afkomt waar deprooi zich bevindt, meer nog da dat hij dat op zicht doen. ’s Nachts is er immers geen licht op de plekken waar hij jaagt.

Om dit geluid zo goed mogelijk te kunnen ontvangen heeft de uil twee belangrijke aanpassingen aan het lichaam:

  • De oren staan net op gelijke hoogte. De linkerooropening ligt hoger in de kop, dan de rechter. Hierdoor kunnen ze geluid “driedimensionaal”ontvangen en exact de plaats bepalen waar dit vandaan komt.
  • De sluier van de uil (het gezichtsmasker) bestaat uit een hartvormige rand van allemaal heel kleine veertjes, waardoor het geluid als het ware gefilterd wordt, richting de ooropeningen.

Op deze wijze kan de uil xact de plek bepalen waar de prooi zich bevindt. Hierdoor kan in volslagen donker toch voor het  benodigde voedsel worden gezorgd.

Het verlaten van de broedkast

Naarmate de dagen verstrijken krijgt het verenkleed van de uil steeds meer vorm. Het dons valt van het lijf af en het beest begint steeds meer op zijn ouders te lijken.

In de kast worden vliegoefeningen gedaan en de vleugels en poten volledig uitgestrekt.

De prooien worden ook steeds vaker al in de vliegopening van de kast in ontvangst genomen.

Na een periode van tussen 60 en 90 dagen in de kast, verlaat het zijn geboorteplek, blijft nog enige tijd in de buurt van de kast, waar het verzorgd wordt door de ouders en verlaat dan de omgeving waar het is geboren, op zoek naar een eigen territorium.

In juli verlaat een van de jongen definitief de nestkast en blijf er nog sechts 1 (volgens ons K3) in de kast achter.  Deze blijft relatief lang op zijn geboorteplek en zelfs in augustus zien we hem/haar nog regelmatig voor de camera.

Beide ouders verblijven inmiddels gezellig samen in de andere kast.

Eind augustus beginnen we te twijfelen of het jong nog wel in de broedkast verblijft, of dat een van de ouders (wij denken vrouw) er af en toe verblijft.

Vanaf 20 augustus blijven beide kasten leeg. Ook de ouders rusten overdag niet meer in hun verblijf. Als er gaten gevonden worden in de dakschotten van een van de schuren vrezen we dat ze weer onder het dak zitten. De toekomst zal het leren.

Heel af en toe (zoals vandaag op 25-8) zie ik weer een uil rustend op het tussenschot in de broedkast.

De toekomst van de uilen:

Na het verlaten van de broedkast verblijven de jongen nog enige tijd in de omgeving ; worden gevoerd door de ouders en leren jagen; en gaan daarna op weg om een eigen locatie te vinden.

Soms vind je dan in de omgeving al heel snel een jong, dat het niet overleeft.

In het eerste levensjaar sneuvelen veel dieren (voornamelijk door verkeer; anderen door verhongering of opsluiting) en na 1 jaar is nog ongeveer een derde deel van de jongen in leven.

De gemiddelde leeftijd van een kerkuil bedraagt ongeveer drie jaar

Dit verslag heeft niet de intentie om volledig te zijn over alle aspecten van het leven en het broeden van de Kerkuil.

Het is vooral bedoeld om kennis te nemen hoe ik/wij de broedtijd van de kerkuil hebben beleefd.

Het jaar 2020 is een gemiddeld jaar geweest, als je de broedresultaten in de Zaanstreek bekijkt.

In andere delen van het land, en dan voornamelijk in groningen, zijn de resultaten beter. Waarschijnlijk als gevog van een betere muizenstand

Assendelft, 25-8-2020

Rein Beentjes

 

Met dank aan Arjan voor de link naar de camera in de kast, de vele appjes en de gezellige contacten .